Tekstverbanden en signaalwoorden

Verbanden leggen vormt de kern van begrijpend lezen. Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen een geheel, die staan dus niet zomaar achter elkaar. Het geheel wordt gevormd door verbanden. Die verbanden sluiten de alinea's op elkaar aan. Door goed naar de inhoud te kijken kun je het verband tussen zinnen en alinea’s bepalen.

Hiervoor heb je verschillende signaalwoorden voor nodig. Signaalwoorden geven het verband aan tussen alinea’s en zinnen en zijn dus heel belangrijk voor de begrijpelijkheid van een tekst. Het geeft informatie over hoe een tekst is opgebouwd.

Zonder signaalwoorden van tijd, bijvoorbeeld, weet je als lezer niet of een tekst chronologisch of niet-chronologisch is opgebouwd. Zo wordt een tekst een stuk minder duidelijk. Als een tekst met weinig signaalwoorden is geschreven, lijken de zinnen los van elkaar te staan en is de tekst lastiger te volgen.

Signaalwoord helpt de lezer om een tekst beter te begrijpen. 

 

Hoe je verbanden kunt zoeken in een tekst?

Tim gaat je hiermee helpen.

Welke verbanden zijn er?

Welke verbanden kun je in een tekst tegenkomen? 

Klik hier voor meer uitleg.

Er zijn verschillende soorten signaalwoorden:

  • Volgorde in tijd

Gebeurtenissen kunnen in een volgorde van tijd staan.                                                    

Voorbeeld:

                                        

  • Eerst gaat John naar de groenteboer, daarna gaat hij naar de bakker en tot slot naar de slager.

In dit voorbeeld weet je dankzij de signaalwoorden eerstdaarna en tot slot in welke volgorde iemand iets heeft gedaan.

Signaalwoorden tijd:

Voordat, vroeger, eerst, eerder, nadat, daarna, later, wanneer, intussen, tegelijkertijd, tijdens…

 

  • Tegenstelling

Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.                

Voorbeelden:

               

  • Voorbeeld 1:
  • Deze leren tas is klein, maar je kunt er best veel in meenemen.

In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord maar dat er een tegenstelling in deze zin staat. “Leren tas is klein” is het tegenovergestelde van het best veel meenemen.                

  • Voorbeeld 2:
  • Het sneeuwt, toch word ik niet nat.

Het signaalwoord toch laat je weten  dat er een tegenstelling in deze zin staat.

  • Voorbeeld 3:

     Hakan houdt niet van kroketten, maar hij vindt patat echt overheerlijk.

Je ziet dat Hakan mening over kroketten tegengesteld is aan zijn mening over patat. In dit voorbeeld is ‘maar’ gebruikt als signaalwoord om de tegenstelling aan te duiden.

Signaalwoorden tegenstelling:

Maar, echter, toch, daarentegen, hoewel, desondanks, aan de ene kant, enerzijds, anderzijds, hoewel, integendeel, behalve…

 

  •  Opsomming

Na een uitspraak worden verschillende dingen achter elkaar genoemd.                    

Voorbeelden:

            

  • Voorbeeld 1:
  • Je kunt beter niet gaan roken. Ten eerste is het slecht voor de gezondheid, daarnaast stinkt het en het kost veel geld.

In dit voorbeeld weet je dankzij de signaalwoorden Ten eerste ,daarnaast,  en  geven aan hoe slecht roken is.  Ze horen dus bij elkaar. Dit is een voorbeeld van een opsomming in meerdere zinnen.

  • Voorbeeld 2:
  • Ayse wil appels en peren kopen. Verder aardappelen en daarnaast wat groenten en tot slot brood.

In dit voorbeeld weet je dankzij de signaalwoorden verder, daarnaasttot slot dat de producten allemaal door Ayse worden gekocht. Ze horen dus bij elkaar.

  • Voorbeeld 3:

Sam heeft veel goede vrienden: Tim, Hassan, Davic en Dennis. Ook Arjan en Sjoerd horen tot zijn vriendengroep. Tenslotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Messi.

In dit voorbeeld komen heel wat signaalwoorden voor die een opsomming aangeven: ‘en’, ‘ook’ en ‘tenslotte’.

Signaalwoorden opsomming:

Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, daarnaast, dan, en verder, ook, bovendien, ten slotte

 

  • Oorzaak en gevolg

In een tekstdeel wordt de oorzaak van iets gegeven en in het volgend tekstdeel het gevolg. De volgorde kan afwisselend zijn.

Voorbeelden:

                     

  • Voorbeeld 1:
  • Lidl verkoopt geen verse vis, zodat Robert naar de visboer moet. 

          Oorzaak: Lidl verkoopt geen verse vis  →  Gevolg: Robert moet naar de visboer

  • Voorbeeld 2:
  • Omdat Lidl geen vis verkoopt, moet Robert naar de visboer. 

  •  

    Voorbeeld 3:
  • Robert moet naar de visboer, want Lidl verkoopt geen vis.

In deze voorbeelden weet je dankzij het signaalwoorden zodat, omdat, want dat er oorzaken en gevolgen in de zinnen staan.

Signaalwoorden oorzaak en gevolg:

Doordat, omdat, daarom, want, hierdoor, waardoor, door, namelijk…

 

  •  Vergelijking

Bij deze signaalwoorden worden er iets met elkaar vergeleken.

Voorbeelden:

   

  • Voorbeeld 1:
  • Tom heeft, net als zijn neef, gekozen voor het patat.

De signaalwoorden net als weet je dat er een vergelijking in deze zin staat.

  • Voorbeeld 2: 
  • Katten verharen twee keer per jaar. In de lente krijgen ze een dunnere zomervacht en in de herfst een dikke wintervacht. Hetzelfde geldt voor veel honden.

Aan het woord ‘hetzelfde’ zie je dat er een vergelijking wordt gemaakt tussen katten en honden.

Signaalwoorden vergelijking:

Net, zoals, hetzelfde, ook, lijkt op, in tegenstelling tot, maar, echter…

 

  •  Doel-middel

In een tekstdeel wordt aangegeven wat het doel van iets is en daarbij een middel waarmee dat doel bereikt kan worden. De volgorde kan ook omgekeerd.

Voorbeeld:

  • Door veel te lezen, kun je je woordenschat vergroten.

Dankzij het signaalwoord door wordt eerst het doel verteld en daarna wordt het middel genoemd dat nodig is om het doel te bereiken.

Signaalwoorden vergelijking:

Waarmee, om ... te, opdat, daarmee, door middel van, het doel is, waarmee, met behulp, om, met…

 

  •  Reden

Er wordt een uitspraak gedaan en daarvan wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.

Voorbeeld:

                           

  • Jolanda kan niet meer naar die hondenshow, omdat zij allergisch is voor honden.

Het signaalwoord omdat een reden aan in deze zin.  Allergisch zijn voor honden is een reden om niet naar die hondenshow te gaan.

Signaalwoorden reden:

Daarom, want, omdat, om die reden…

 

  • Voorwaarde

In een tekst wordt vermeld wat er is afgesproken of besloten. Daarna wordt verteld wat de voorwaarde voor de afspraak of het besluit . Het kan ook zijn bij signaalwoorden van voorwaarde dat er eerst iets moet gebeuren, voordat er iets anders gaat gebeuren.

Voorbeeld:

  • Als je eerst je huiswerk afmaakt (voorwaarde), mag je naar je vrienden gaan. 

Het signaalwoord als is een  voorwaarde in deze zin. De voorwaarde om naar vrienden te gaan, is eerst het huiswerk afmaken. De voorwaarde staat in deze zin vooraan. 

Signaalwoorden voorwaarde:

Als, indien, tenzij (niet als), mits (alleen als), aangenomen dat

 

  • Conclusie

Er wordt een conclusie getrokken uit de voorafgaande tekst. Meestal aan het einde van de tekst, maar het kan ook aan het begin van de tekst. De uitspraak en de conclusie kan binnen één zin staan, maar ook binnen meerdere zinnen.

Voorbeeld:

                  

  • Emma vindt haar vrienden belangrijk, dus besteedt ze daar veel tijd aan. Uiteindelijk haalt ze daardoor geen hoge cijfers.

Signaalwoorden dus en uiteindelijk laten je weten dat er een samenvatting komt.

Signaalwoorden conclusie:

Dus, uiteindelijk, concluderend, uit dit alles blijkt, hieruit volgt, vandaar dat…

 

  • Argument

Een uitspraak wordt bij deze signaalwoorden ondersteund met een argument. Een argument kan een reden of een voorbeeld zijn.

Voorbeelden:

  • Ik zou graag Portugees willen leren spreken, want  het is een wereldtaal die door ongeveer 215 miljoen mensen in verschillende landen wordt gesproken.

  • Omdat mijn opa en oma een grote, witte kat hebben,  wil ik ook zo’n zelfde kat.

Als signaalwoord omdat laat je weten dat er een argument komt. Met het signaalwoord want wordt er een voorbeeld gegeven van wat de persoon wil (dezelfde kat als zijn oma en opa).

Signaalwoorden argument:

Want, omdat, daarom, zoals, bijvoorbeeld, net als…

 

  • Samenvattend

Bij deze signaalwoorden wordt het belangrijkste uit de tekst nog eens kort samengevat of herhaald. 

Voorbeelden:

                                

Wat een slechte actiefilm was dit! Er zat geen verhaal in en hij duurde veel te lang. Kortom: dit was zonde van mijn geld.

Het signaalwoord kortom laat je weten dat er een samenvatting komt. 

 

Signaalwoorden samenvattend:

Kortom, al met al, samengevat, zoals gezegd, anders gezegd, ofwel/oftewel, het komt erop neer dat…

 

Klik op de start button om te oefenen. 

 

Diverse oefeningen